Artikelen en blog

De Alcoholwetvergunning

Bij verstrekking van alcoholische dranken tegen betaling

Als ondernemer in de horeca₁, in de recreatie of in het toerisme heb je te maken met allerlei wetten en regels. Vaak moet je over verschillende vergunningen beschikken om je bedrijf te mogen runnen. Bij de exploitatie van een horecabedrijf of een slijterij – of verstrekking van alcoholische dranken tegen betaling – is een Alcoholwetvergunning nodig. De Alcoholwet bevat regels over de verkoop en gebruik van alcoholhoudende drank in relatie tot de volksgezondheid, zoals reclame, leeftijd en opleidingseisen₂. Andere vergunningen die je in de horeca nodig kunt hebben, zijn bijvoorbeeld een exploitatievergunning, omgevingsvergunning, terrasvergunning en onttrekkingsvergunning.


De regels
De Alcoholwet stelt onder meer grenzen aan prijsacties voor alcoholhoudende drank en regels voor verkoop op afstand (webshops). De Alcoholwet regelt ook vergunningplichten. Bij instelling van een vergunningsplicht zijn de bepalingen uit de Dienstenwet (Dw) en Dienstenrichtlijn (DRL)₃ vaak ook relevant. Daaruit volgt onder meer dat de vergunningsvoorschriften niet-discriminatoir, gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang, evenredig, duidelijk en ondubbelzinnig, objectief, vooraf openbaar bekendgemaakt, transparant en toegankelijk dienen te zijn (art. 10 DRL).

     De Alcoholwet verbiedt zonder daartoe strekkende vergunning van de burgemeester het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen (art. 3 lid 1 Alcoholwet). Onder ‘horecabedrijf’ vallen “de activiteiten in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse” en onder ‘slijtersbedrijf’ wordt verstaan “de activiteit bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse, al dan niet gepaard gaande met het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van zwak-alcoholhoudende en alcoholvrije drank voor gebruik elders dan ter plaatse of met het bedrijfsmatig verrichten van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen andere handelingen” (art. 1 Alcoholwet). Zodra alcoholische dranken (al dan niet via muntjes of consumptiebonnen₄) tegen betaling worden verstrekt is dus een vergunning nodig, ook als dat niet bedrijfsmatig gebeurt. Gratis alcoholverstrekking is in strijd met art. 25 Alcoholwet. Prijsacties ‘ter plaatse’, zoals happy hours, kunnen door gemeenten worden gereguleerd vanwege openbare orde-bewaking₅.


De wet maakt onderscheid tussen commerciële horecabedrijven en paracommerciële rechtspersonen. Art. 3 Alcoholwet betreft de vergunningverlening aan commerciële horecabedrijven zoals hotels, restaurants en cafés. Dergelijke gelegenheden mogen zowel zwak alcoholhoudende dranken als sterke dranken verkopen die ‘ter plaatse’ worden genuttigd, dat wil zeggen in de horecalokaliteit die of op een terras dat op de vergunning staat vermeld. Het terras kan onderdeel zijn van de inrichting als het daar tegenaan of in de onmiddellijke nabijheid is gelegen, zodat toezicht mogelijk is₆. Art. 4 Alcoholwet ziet op vergunningen aan paracommerciële rechtspersonen. Deze rechtspersonen hebben een andere hoofdactiviteit en daarbij is de verstrekking van alcoholhoudende dranken een nevenactiviteit, zoals bij sportclubs, buurthuizen en culturele instellingen. Regels over in de Alcoholwet genoemde onderwerpen zijn te vinden in gemeentelijke verordeningen (Algemeen Plaatselijke Verordening, ‘APV’ of horecaverordening).


Er worden in de Alcoholwet en het Alcoholbesluit eisen gesteld omtrent aanwezigheid van de leidinggevende, diens leeftijd, kwalificatie Verklaring Sociale Hygiëne en gedragsverleden. Daarbij kan de kanttekening worden geplaatst dat de eis niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn (art. 8 lid 1 sub b Alcoholwet) slecht te rijmen is met art. 10 DRL₇ en weinig waarborg biedt tegen tegen machtsmisbruik.


Op grond van de Alcoholwet (art. 7, 10 Alcoholwet), de Omgevingswet (art. 4.3 lid 1 Ow) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (‘Bbl’ art. 2.10₈) gelden er specifieke eisen voor de inrichting van horeca- en slijtersinrichtingen. Zo gelden er minimumafmetingen voor vloeroppervlak (35 m² voor horeca₉, 15 m² voor slijterij), een minimum plafonhoogte (2,4 m bij bestaande bouw, 2,6 m bij nieuwbouw) en eisen met betrekking tot ventilatie₁₀ en toiletvoorziening₁₁. Een gemeente kan in het omgevingsplan ook eisen hebben opgenomen voor de locatie van horeca en slijterijen.


Op grond van § 3a van de Alcoholwet kan een gemeente gemeentelijke verordening een alcoholoverlastgebied aanwijzen, waar specifieke regels voor de verkoop van alcohol, leeftijd, prijsacties of weigering van de Alcoholwetvergunning kunnen gelden. Gemeenten moeten ook beschikken over een preventie- en handhavingsplan voor alcohol.


De aanvraag
Uit art. 7 Alcoholwet volgt dat er in de eerste plaats sprake moet zijn van een ‘inrichting’ met een besloten ruimte (gedefinieerd in art. 1 Alcoholwet) om voor een vergunning in aanmerking te komen. Kramen, buitenruimtes, personenvervoer e.d. vallen hierbuiten en kunnen dus niet met succes een aanvraag voor een Alcoholwetvergunning indienen. Verder is van belang dat de aanvraag een juiste weergave bevat van de feitelijke situatie omtrent relevante aspecten.


Bij een vergunningsaanvraag van een paracommerciële instelling voor een vergunning op grond van art. 3 Alcoholwet (voor horecabedrijf) is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (art. 6 Alcoholwet). De aanvraag zal dan gedurende vier weken ter inzage wordt gelegd (art. 3:11 jo. 3:16 Awb), waarbij belanghebbenden hun zienswijze kenbaar kunnen maken (art. 3:15 Awb) en horecaondernemers hun gedachten over (dreigende) mededingingsproblemen naar voren kunnen brengen.


Beoordeling
Een burgemeester heeft de gebonden bevoegdheid tot verlening van de Alcoholwetvergunning; de formele wetgever heeft al een belangenafweging gemaakt en de burgemeester dient de vergunning te weigeren als zich één van de weigeringsgronden in art. 27 Alcoholwet voordoet en te verlenen als er geen strijdigheid is met die gronden. Behalve betaling en de eisen aan de inrichting van het horecapand en leidinggevende, kunnen ook weergave van de feitelijke situatie in de aanvraag, reclameuitingen, andere bedrijfsactiviteiten, een eerder ingetrokken Alcoholwetvergunning en de invloed op de openbare orde in de omgeving een rol spelen.

Tegen de weigering, gedeeltelijke weigering en/of tegen beperkende voorwaarden die aan een verleende vergunning verbonden zijn, kun je in bezwaar₁₂. Soms kan het zinvol zijn ondertussen een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening bij de rechtbank te vragen (art. 8:81 Awb). Aspecten die daarbij kunnen meewegen zijn de kans van instandhouding van het besluit, de aannemelijkheid₁₃ van een financiële noodsituatie, dan wel de kans op toewijzing bij indiening van een nieuwe aanvraag.

Wie bij een vergunningsaanvraag van een paracommerciële rechtspersoon voor een vergunning op grond van art. 3 Alcoholwet – dus voor horecabedrijf – een zienswijze naar voren heeft gebracht, kan in beroep bij de bestuursrechter (art. 6:13 Awb). In procedures bij de bestuursrechter is een advocaat niet verplicht.


Geen ‘automatische’ Alcoholwetvergunning
Bij veel ondernemersvergunningen geldt de Lex Silencio Positivo (LSP), waarmee (onder andere) een gemeente een stok achter de deur heeft om binnen een redelijke termijn te reageren op een vergunningsaanvraag; een vergunning wordt (na ingebrekestelling) van rechtswege – dus automatisch – verleend als de gemeente niet of te laat reageert en de beslistermijn (meestal zes weken) overschrijdt, als er tenminste aan wettelijke eisen is voldaan. Deze ‘positieve fictieve beschikking’ uit § 4.1.3.3 van de Awb is niet van toepassing op de aanvraag voor een Alcoholwetvergunning (art. 3 lid 2 Alcoholwet). In art. 4:17 Awb is een dwangsomregeling opgenomen.


Aandachtspunten vergunninghouder
Houd er als vergunninghouder rekening mee dat er bij wijzigingen in bijvoorbeeld de (rechts)persoon van exploitant of bedrijfsinrichting (verbouwing) een nieuwe Alcoholwetvergunning nodig kan zijn.


Evenementen
Voor evenementen, festivals, lokale evenementen zoals kermis of braderie, Koningsdag e.d. wordt geen gebruik gemaakt van de Alcoholwetvergunning maar van de ontheffing ex art. 35 Alcoholwet (‘tapontheffing’). Hiermee is het mogelijk bij bijzondere gelegenheden van zeer incidentele aard zwak alcoholhoudende dranken (wijn en bier) te mogen verstrekken, tegen betaling, voor gebruik ter plaatse. Ook hier gelden de aanwezigheidseis en opleidingseisen van de leidinggevende.


Lees ook de blogposts “Omschakelen in de fysieke leefomgeving; Overgangsrecht Omgevingswet”, “De algemene plaatselijke verordening (APV)”, “De exploitatievergunning”, "De terrasvergunning" en “Een bezwaarschrift indienen”.


₁ Het woord ‘horeca’ is samengesteld uit de woorden ‘hotel’, ‘restaurant’’ en ‘café’. In de praktijk vallen eet- en drinkgelegenheden en bedrijven die logies aanbieden daaronder.
₂ Kamerstukken II 2019/20, 35337, 3, p. 4.
₃ Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376).
₄ Jurisprudentie onder Drank- en horecawet
₅ Kamerstukken II 2019/20, 35337, 3, p. 4, 6.

₇ Het Hof acht discretionaire bevoegdheden in vergunningvoorwaarden ontoelaatbaar vanwege ruimte voor willekeur en rechtsonzekerheid (HvJ EG 23 februari 1995, ECLI:EU:C:1995:54, C-358/93 & C-416/93 (Bordessa e.a.))
₈ Geldend tot 1 juli 2024.
₉ Voor rijksmonumenten kan hiervan worden afgeweken (art. 10 lid 2 Alcoholwet)
₁₀ Mechanische ventilatie die rechtstreeks met de buitenlucht in verbinding staat, goed werkt en aan de norm voor luchtverversingscapaciteit voldoet.
₁₁ In bestaande bouw één toilet per maximaal 25 personen, bij nieuwbouw twee toiletten of één toilet voor maximaal 15 personen.
₁₂ Uit het verbod van reformatio in peius volgt dat men met het instellen van bezwaar in beginsel niet in een slechtere positie mag worden gebracht. Het risico van bezwaar tegen je eigen (verleende) vergunning is daardoor klein, tenzij er strijdigheid is met de wet.
₁₃ Bij aannemelijkheid gaat het om het gewone volgens ervaringsregels (hierover bijv. Prof. mr. R.J.N. Schlössels, ‘Een vrije en kenbare bewijsleer?’ in: Bestuursrechtelijk bewijsrecht: wetgever of rechter?, preadviezen VAR-reeks 142, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2009, p. 59).

 

Mei 2024

Disclaimer
De artikelen en blogposts van Legalance bieden algemene informatie en zijn niet bedoeld als advies. Er is niet beoogd volledigheid over een bepaald leerstuk na te streven . Ook kande informatie verouderd, onvolledig en/of onjuist zijn door wijzigingen in wet- en regelgeving, nieuwe rechtspraak of andere ontwikkelingen. Aan de hier aangeboden informatie kunnen dan ook geen rechten worden ontleend. De auteur daarvan kan niet aansprakelijk worden gehouden voor de gevolgen van het gebruik, op welke wijze dan ook, van deze informatie.

Jurist voor particulieren, MKB en ZZP. Bestuursrecht, erfgoedrecht, ICT-recht,  IE, kunstrecht, mededingingsrecht, mensenrechten, omgevingsrecht, privaatrecht, privacy, vervoersrecht, veterinair recht.

Welkom bij Legalance. Ik ben Anneke, jurist voor ondernemers en particulieren. Ook werk ik als freelance-jurist* of teken ik voor legal design. Hier vind je artikelen en blogposts op het gebied van bestuursrecht, erfgoedrecht (incl. werelderfgoed), horecarecht, ICT-recht, intellectueel eigendomsrecht, kunstrecht, mededingingsrecht, mensenrechten, omgevingsrecht, privaatrecht, privacy en verwerking persoonsgegevens (AVG), (goederen) vervoersrecht en veterinair recht (multidisciplinair).

Ben je niet op zoek naar een advocaat, maar wel naar de juridische oplossing, vraagbaak of ondersteuning die bij jou, je bedrijf of organisatie past? Laten we eens kennismaken.


*Jurist of paralegal vanuit Spijkenisse, vanaf Voorne-Putten (bij Rotterdam).

Share by: